Hieronder staan verschillende uitspraken.

Geef voor elke uitspraak aan hoe vaak deze voor u in het algemeen waar is door het juiste hokje aan te kruisen.

1

Nooit of bijna
nooit waar

2

Zelden
waar

3

Soms
waar

4

Vaak
waar

5

Heel vaak of
altijd waar



1. Als ik loop let ik bewust op hoe de beweging van mijn lichaam voelt.
2. Ik ben goed in het vinden van woorden om mijn gevoelens te beschrijven.
3. Ik bekritiseer mezelf voor het hebben van onlogische of ongepaste emoties.
4. Ik neem mijn gevoelens en emoties waar zonder dat ik er iets mee hoef te doen.
5. Als ik iets aan het doen ben dwalen mijn gedachten af en ben ik in het algemeen snel afgeleid.
6. Als ik onder de douche sta of in bad lig blijf ik me bewust van het gevoel van water op mijn lichaam.
7. Ik kan makkelijk mijn overtuigingen, meningen en verwachtingen onder woorden brengen.
8. Ik let niet op wat ik doe omdat ik dagdroom, pieker of iets anders doe waardoor ik afgeleid ben.
9. Ik observeer mijn gevoelens zonder dat ik me er helemaal door laat meeslepen.
10. Ik zeg tegen mezelf dat ik me niet zo zou moeten voelen als ik me voel.
11. Het valt me op hoe voedsel en drinken mijn gedachten, lichamelijke gewaarwordingen en emoties beïnvloeden.
12. Het is moeilijk voor me om de woorden te vinden die mijn gedachten beschrijven.
13. Ik ben snel afgeleid.
14. Ik heb soms niet normale of slechte gedachten, die ik niet zo zou moeten denken.
15. Ik let op lichamelijke ervaringen, zoals de wind in mijn haar of de zon op mijn gezicht.
16. Ik heb moeite met het bedenken van de juiste woorden om uit te drukken wat ik van dingen vind.
17. Ik oordeel of mijn gedachten goed of fout zijn.
18. Ik vind het moeilijk om mijn aandacht te houden bij wat er op dit moment gebeurt.
19. Als ik verontrustende gedachten heb of beelden zie, dan laat ik me daar niet door meevoeren.
20. Ik let in het algemeen op geluiden zoals het tikken van een klok, het fluiten van de vogels of het voorbijrijden van een auto.
21. In moeilijke situaties kan ik me inhouden zonder onmiddellijk te reageren.
22. Als ik iets in mijn lichaam voel, kost het me moeite om de juiste woorden te vinden om het te beschrijven.
23. Het lijkt alsof ik op de ‘automatische piloot’ sta zonder dat ik me erg bewust ben van wat ik doe.
24. Als ik verontrustende gedachten heb of beelden zie, voel ik me kort daarna weer rustig.
25. Ik zeg tegen mezelf dat ik niet moet denken zoals ik denk.
26. Ik merk de geur en het aroma van dingen op.
27. Zelfs als ik heel erg overstuur ben kan ik dit op een of andere manier onder woorden brengen.
28. Ik doe activiteiten gehaast zonder dat ik er echt aandacht voor heb.
29. Als ik verontrustende gedachten heb of beelden zie, kan ik ze opmerken zonder iets te doen.
30. Ik denk dat mijn emoties soms slecht of ongepast zijn en dat ik ze niet zou moeten voelen.
31. Ik merk de visuele aspecten van kunst of de natuur op, zoals kleur, vorm, structuur of patronen van licht en donker.
32. Het is mijn natuurlijke neiging om mijn ervaringen in woorden te vatten.
33. Als ik verontrustende gedachten heb of beelden zie, merk ik ze op laat ze los.
34. Ik doe mijn werk of taken automatisch zonder dat ik me bewust ben van wat ik doe.
35. Als ik verontrustende gedachten heb of beelden zie, veroordeel ik mezelf.
36. Ik let op hoe mijn emoties mijn gedachten en gedrag beïnvloeden.
37. Over het algemeen kan ik in detail beschrijven hoe ik me op dat moment voel.
38. Ik merk dat ik vaak dingen doe zonder er aandacht aan te besteden.
39. Ik keur mezelf af als ik onlogische gedachtes heb.
logo Institut Mindfulness
Scroll to Top